Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 
 
 

Het einde van de HIJSM-loods in Roosendaal

 

1. Inleiding

 
De in 1907 in gebruik genomen locomotievenloods voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te Roosendaal werd op 11 februari 1943 eigenlijk heel toevallig het slachtoffer van bruut geweld. Indien het transport van locomotieven voor het Nederlands Spoorwegmuseum niet vanuit de lucht was gesignaleerd, dan had hoogstwaarschijnlijk de loods een veel langer bestaan gekend. Dan had ook een rijtuig van het laatste in 1930 opgeheven in Nederlands paardentrambedrijf nog bestaan. Verder was een zeer dure restauratie van vier flink beschadigde locomotieven van de voormalige 'Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen' en de 'Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij' niet nodig geweest. Pas in 1964 was de schade hersteld.
In deze bijdrage worden eerst enkele beelden van het Friese paardentrambedrijf getoond. Vervolgens komt de loods van de vroegere HIJSM in Roosendaal in beeld en het bombardement daarop. Tenslotte komt de restauratie van rollend materieel in beeld.
 

2. Het paardentrambedrijf tussen Makkum en Harkezijl

 
Nadat op kosten van de Staat in de jaren 1863-1870 in Friesland, Groningen en Drenthe het gehele Noordernet (i.c. de lijnen Meppel - Leeuwarden, Meppel - Groningen en Harlingen - Leeuwarden - Groningen - Nieuweschans) in gebruik was genomen, leek het wel gedaan te zijn met de aanleg van spoorwegverbindingen.
Het duurde vervolgens tot 1878, voordat de 'Nederlandsche Tramweg Maatschappij' (NTM) haar werk begon met het aanleg van tramwegen in de hele provincie Friesland. Daarbij werden ook eerst de meest lucratieve verbindingen aangelegd, zoals in de jaren 1882-1886 het hele traject Heerenveen - Sneek - Bolsward - Franeker.
 
 
Makkum aan het IJsselmeer, dreigde het echter zonder een tram te moeten doen. Toch kwam de NTM het stadje in 1898 tegemoet door met oude rails via Wons een verbinding te maken met Harkezijl, gelegen aan het traject Sneek - Harlingen. Op 1 april 1898 vond de opening plaats van het 6,5 kilometer lange lijntje. Het beginpunt lag bij het hotel 'De Prins' op de Markt.
 
 
De paardentram van de NTM rijdt van Makkum naar Harkezijl rijdt in de buurt van Wons. De tram bestaat uit een van de rijtuigen 4, 5 of 6, gebouwd door Beijnes in Haarlem, en een twee-assige open goederenwagen. Waarschijnlijk daarom zijn er twee viervoeters als trekkracht gesteld. Foto uit boekwerk 'Friesland rond per tram'. Foto L.J. Biezeveld, circa 1929.
 
 
In 1929 waren rails en dwarsliggers tot op de draad versleten, zodanig dat een verdere exploitatie onverantwoord werd geacht. Ook het rollend materieel vertoonde ernstige gebreken. Omdat de uitbreiding tot een stoomtramdienst financieel onhaalbaar was, zat er niets anders op dan in te gaan op een aanbod van de gemeente Wonseradeel. De overheid bleek bereid het geld voor een autobus en een vrachtauto voor te schieten, mits de NTM uit de opbrengst van de onderbouw (rails en dwarsliggers) een tweede autobus zou aanschaffen om de dienst te allen tijde te waarborgen.
 
 
Uiteindelijk reed de tram op 16 juli 1930 voor het laatst. De koetsier van de laatste tram was G. Bonnema uit Makkum. Hij had sinds 1 oktober 1914 de trekkrachten voor de tram, bestaande uit zes paarden, verzorgd. Als conducteur trad F. Attema op. De paardentram werd onder grote belangstelling uitgeleide gedaan, waarmee een definitief einde kwam aan deze vorm van vervoer in Nederland.
 
 
De paardentram kende in haar bestaan maar drie vaste conducteurs. Dat waren: Roel Lefferts de Jong (01-04-1898 tot 13-03-1903), Hermanus van Deursen (14-03-1903 tot 12-05-1904) en Feike Attema (13 mei 1904 tot en met 16 juli 1930). Kon de vaste conducteur een dag geen dienst doen, dan kwam een invaller van de stoomtramdienst Sneek - Harlingen hem vervangen. Deze sliep dan bij de vaste conducteur thuis of desnoods in één van de paardentramrijtuigen.
 
 
De paarden werden geleverd door twee stalhouders. Eerst kwamen zij van J.W. Meier te Witmarsum en vanaf 1 oktober 1914 van koetsier G. Bonnema uit Makkum. Laatstgenoemde ging tegelijk met de tram in 1930 met pensioen.
 

3. Een Fries paardentramrijtuig gaat naar het Nederlands Spoorwegmuseum

 
Na de stopzetting van de dienst gingen rijtuig 4 en twee goederenwagentjes (twee-asser Dk 2 en een-asser G 1) naar het enkele jaren eerder gevormde Nederlands Spoorwegmuseum (NSM). Het was het eerste rollend materieel dat in de collectie kwam. Al was het maar een paardentram en geen echt spoorwegmaterieel, toch leek het de moeite waard om de laatste vertegenwoordiger van dit vervoermiddel in Nederland te behouden. Tot dan toe bestond de collectie alleen uit schilderijen, tekeningen, penningen, affiches, attributen, naam- en nummerplaten, et cetera.
 
Het rollend materieel uit Makkum werd voorlopig elders in het land opgeborgen bij gebrek aan een geschikte museumruimte. In de jaren dertig werden ook nog vier stoomlocomotieven en een paar rijtuigen uit de begintijd van het spoorwegbedrijf voor het museum gereserveerd. Tijdelijk werd al dat rollend materieel opgeborgen in buiten gebruik zijnde gebouwen, her en der verspreid in het land.
 
 
Paardentramrijtuig NTM 4, opgeborgen in de voormalige locomotievenloods te Boxtel. Foto L.J. Biezeveld, 3 oktober 1934.
 
 
Paardentramgoederenwagens NTM Dk2 (achter) en NTM G1 (voor) zijn opgeborgen in de voormalige locomotievenloods te Boxtel. Rechts staat nog een 'railfiets' van de Dienst Weg & Werken van de NS. Foto L.J. Biezeveld, 3 oktober 1934.
 
In 1940 was nog veel meer van de collectie rollend materieel van het NSM ondergebracht in de locomotievenloods te Boxtel. De uiterlijke staat van de loods liet echter steeds meer te wensen over. In 1943 kreeg de oude, te kleine en bouwvallige loods te maken met lekkages in het dak en vele kapotte ramen, zodanig dat het rollend materieel voor het museum in gevaar kwam. Het besluit viel om de collectie historische locomotieven, rijtuigen en wagens in de ochtend van 11 februari 1943 naar de amper meer in gebruik zijnde locomotievenloods van de vroegere HIJSM in Roosendaal over te brengen.
 
 
Het bleek achteraf een slecht besluit. Nog maar nauwelijks was het transport aangekomen of het noodlot sloeg toe. Op 11 februari 1943, om 16.05 uur, werd de loods van de vroegere HIJSM (zie tekening en foto hieronder) in Roosendaal het slachtoffer van acht 500-ponders (totaal 1800 kg springstof). Zij werden afgeworpen door twee Franse Bostons (tweemotorige bommenwerpers).
 
Op de tekening van een gedeelte van het Roosendaalse spoorwegemplacement uit 1909 is de plaats van de loods van de vroegere HIJSM te zien. Het was een voor die tijd zeer vooruitstrevende outillage van een tractiedepot. In 1931 brachten de ervaringen in het dagelijkse spoorwegbedrijf een totale herindeling van het hele complex in Roosendaal teweeg. Inmiddels had de loods van de vroegere HIJSM al een ondergeschikte rol gekregen in de vorm van meer opslag van rollend materieel dan een echte werkplaats.
 
 
Vanuit het seinhuis D had je in vroegere jaren een uitstekend gezicht op het Roosendaalse tractiedepot. Links buiten beeld stond de polygonale locomotievenloods (met 8 standen), vervolgens het tractiegebouw, de rechthoekige locomotievenloods (met 18 standen) en wagenwerkplaats en uiterst rechts de locomotievenloods van de vroegere HIJSM. Foto uit circa 1930, kort voor de algehele herinrichting van het tractieterrein.
 
 
Met op de achtergrond de loods van de HIJSM rangeert locomotief NS 8130 met enkele goederenwagens naar of van de werkplaats, gevestigd in de 'lage loods' ten zuidoosten van de locomotievenloods ('hoge' loods) van de Staatsspoorwegen (zie hierboven). De wagen achter de locomotief is een heuse 'veewagen'. Dat is te zien aan de spleten bovenaan (als ventilatiegat) en aan de spleten onderaan voor het laten afvloeien van vloeibare mest, die ter ontsmetting met kalk zijn behandeld.
Nogal eens hoor je of zie je zelfs geschreven dat in de Tweede Wereldoorlog joodse Nederlanders in veewagens naar Duitsland werden getransporteerd, maar dat is absoluut onjuist. Dat gebeurde nagenoeg uitsluitend in gesloten goederenwagens (normaal in gebruik voor het vervoer van stukgoed). Veewagens waren in de jaren dertig nog maar amper aanwezig en vaak al gesloopt, want in 1940 werd bijna al het vee al met een vrachtauto naar de markt getransporteerd. Enige kennis van het spoorwegbedrijf en vervoer over de weg en/of per trein is bij veel schrijvers over dit fenomeen kennelijk afwezig. Foto uit circa 1930.
 
 
Een beeld uit circa 1910 in de loods van de HIJSM, waarin kennelijk toen al niet zo veel mensen aan werk waren. Duidelijk is wel dat er kleine herstellingen aan locomotieven werden uitgevoerd.
 
 
De loods van de HIJSM gaf na de bouw in 1907 plaats aan twaalf locomotieven, maar na 1930 was dat door de voortdurend groter en langer wordende machines al geslonken tot slechts acht stuks. In de jaren dertig werd de loods alleen nog maar gebruikt voor extra karweitjes en/of tijdelijke opslag van locomotieven en ander rollend materieel. Foto uit circa 1913.
 
 
De locomotievenloods van de HIJSM, gebouwd in 1907, was goed voorzien van dakkapellen en gaf overdag voldoende licht in het gebouw. Ook het lage gedeelte aan de zuidoostzijde, waarin werkplaats en kantoorlokalen lagen, was uitgerust met dakkapellen en ramen. Aanvankelijk had het tractiedepot geen elektrische verlichting, in tegenstelling tot het stationsgebouw en de perrons met aanpalende gebouwen. Pas later werd op het tractiedepot zelf elektriciteit opgewekt met een stoommachine en dynamo's.
 

4. Een Fries paardentramrijtuig wordt het slachtoffer van bruut geweld

 
Naar het schijnt had één van de piloten van de twee vliegtuigen die ochtend een in zijn ogen belangrijk transport van rollend materieel gesignaleerd. Onder het personeel in de loods vielen gelukkig maar enkele lichtgewonden. De Roosendaalse machinist Dirk Hendrik Kusters werd door een bomscherf getroffen en overgebracht naar het ziekenhuis.
 
 
De schade aan de Roosendaalse loods bedroeg circa 30.000 gulden, terwijl het gebouw voor 40.000 gulden in de boekhouding stond. De ervoor staande fietsenstalling werd stukgeslagen. Hiervoor werd de schade getaxeerd op circa 900 gulden.
Rechts liggen de sporen naar en van Lage Zwaluwe. Alleen het rechterdeel van de loods (achter de rijwielstalling) bleef gespaard. Het rijtuig, links voor de loods, behoorde overigens niet tot de inventaris van het NSM. Foto W. Dam, Roosendaal.
 
 
In de tekening is in geel de beeldhoek van de foto hierboven aangegeven. In rood is de beeldhoek van de foto hieronder aangegeven. Let op het wissel 146. Bron: Emplacementstekening Roosendaal NS uit 1933.
 
 
Een blik op de noordzijde van de vernielde loods van de HIJSM. Op de voorgrond ligt wissel 146 (zie ook tekening). Door de luchtdruk was een gedeelte van de muur weggeslagen, vandaar dat de zuidoostelijke hoek van de loods is te zien. Het dak lag er finaal af. Alle houten delen waren verdwenen, alleen de ijzeren spanten bleven staan. Foto W. Dam, Roosendaal.
 
 
Nogmaals een blik op de noordzijde van de vernielde loods van de HIJSM. Het standpunt van de fotograaf is een twintigtal meters is in blauw op voorgaande tekening aangegeven.
 
 
Het na het bombardement in 1943 overgebleven werkplaatsgedeelte met dienstlokalen van de voormalige HIJSM-loods (de aanbouw aan de oostzijde) bleef nog 55 jaar in gebruik. Duidelijk zijn aan de linkerkant de steunberen voor de stalen spantenconstructie te zien. In het voorste deel had vroeger de werkmeester van de HIJSM zijn kantoor. Na de oorlog is dit gedeelte decennialang in gebruik geweest bij de Bedrijfszelfbescherming (Bzb Zuidwest) van de NS. Pas in december 1998 viel dit gebouw ten prooi aan de sloper.
Foto Marius Broos, 7 oktober 1973.
 
 
Het na het bombardement in 1943 overgebleven werkplaatsgedeelte met dienstlokalen van de voormalige HIJSM-loods (de aanbouw aan de oostzijde) bleef nog 55 jaar in gebruik. Pas in december 1998 viel dit gebouw ten prooi aan de sloper.
 

De schade aan het nabij liggende tractiegebouw, de rechthoekige loods met werkplaats en de ‘ronde’ locomotievenloods was maar gering. Deze gebouwen hadden respectievelijk 220, 1060 en 225 gulden aan glasschade. Bijna al het rollend materieel in de vroegere HIJSM-loods werd bij het bombardement flink, maar niet onherstelbaar, beschadigd. Alleen het paardentramrijtuig uit Makkum kon volledig worden afgeschreven. Slechts één houten wand stond nog overeind. Foto W. Dam, Roosendaal.
 

Er kwam een zware spoorwegongevallenkraan aan te pas om alle kapot geslagen ijzeren spanten van de loods op te ruimen. Zelfs een goederenwagen van de SNCF staat rechts in beeld. In de verte ligt het kolenpark met hijskraan om de brandstof in de bunkers te deponeren. Foto W. Dam, Roosendaal.
Foto’s vanuit de lucht, genomen op 4 november 1944 door de Royal Air Force, laten duidelijk zien dat de muren van de HIJSM-loods toen nog steeds overeind stonden. Deze zijn pas na de bevrijding van heel Nederland in 1945 afgebroken.
 
De museumcollectie werd nog in maart 1943 naar Maastricht overgebracht, waar deze in het najaar van 1944 verder ten prooi viel aan bombardementen en moedwillige vernielingen van terugtrekkende Duitse troepen.
 
 
Het was leerling-machinist Willem Dam, die in februari 1943 het een en ander fotografeerde op het tractiedepot, zonder zich eigenlijk te realiseren, hoeveel historie hij eigenlijk vastlegde. Hoogstwaarschijnlijk was hij bij 'het spoor' gekomen om geen kans te lopen om voor de 'Arbeitseinsatz' te worden opgepakt . De NS was immers een 'Kriegswichtig' bedrijf.
 

5. Het herstel van het in Roosendaal beschadigde materieel

 
Na de oorlog werd het in Roosendaal (11 februari 1943) en in Maastricht (september 1944) beschadigde rollend materieel van de NS van hot naar her gesleept. De locomotieven NS 705, 1010, 1326 en 1604 gingen vanuit Maastricht eind 1946 naar Zwolle, in 1947 naar Almelo en in 1948 naar Arnhem. Pas in het midden van de jaren vijftig gingen er drie stuks één voor één naar de Hoofdwerkplaats in Tilburg. De vierde kwam in 1964 naar Roosendaal.
 
 
Locomotief SS 16, zoals afgeleverd dus zonder machinistenhuis en met tweeassige tender. De locomotief werd in 1865 gebouwd door Beyer Peacock & Co in de serie 9-16. Van deze serie bleef locomotief SS 13 behouden. Foto L. Derens, 1865.
 
 
Locomotief SS 13, buiten dienst bij NS in 1932, was één van de machines die op 11 februari 1943 in de loods van de vroegere HIJSM te Roosendaal schade opliep. Na herstel en restauratie in oorspronkelijke toestand in de Hoofdwerkplaats Tilburg kwam de machine op 17 maart 1954 in het NSM.
 
 
Locomotief NS 1326 met trein te Zwolle. Voor de overkapping ligt de voetgangersbrug naar de werkplaats. Links is het monumentale stationsgebouw. Foto W.J. Haarman, circa 1930.
 
 
Locomotief SS 326, buiten dienst bij NS in 1939, was één van de machines die op 11 februari 1943 in de loods van de vroegere HIJSM te Roosendaal schade opliep. Na herstel en restauratie in oorspronkelijke toestand in de Hoofdwerkplaats Tilburg kwam de machine op 21 september 1956 in het NSM.
 
 
Locomotief NS 1604 (Rhijnboog), ex NRS 107, rangeert naar het raccordement 'De Staart' en passeert juist de kruising tussen de Oranjelaan en de Groenedijk te Dordrecht. Foto H.G. Hesselink, 5 september 1936.
 
 
Locomotief NRS 107, buiten dienst bij NS in 1940, was één van de machines die op 11 februari 1943 in de loods van de vroegere HIJSM te Roosendaal schade opliep. Na herstel en restauratie in oorspronkelijke toestand in de Hoofdwerkplaats Tilburg kwam de machine eerst zonder tender naar Utrecht. De foto is gemaakt tijdens het opstellen van de locomotieven in het NSM voor de officiële opening. Foto J.A. Bonthuis, 3 november 1954. Pas in maart 1955 kwam locomotief NRS 107 definitief in het NSM.
 
 
Locomotief HIJSM 89 'Nestor', in oorspronkelijke toestand bij het depot Rotterdam DP, was één van de machines die op 11 februari 1943 in de loods van de vroegere HIJSM te Roosendaal schade opliep. Foto L. Derens, 1895.
 
 
Locomotief van de HIJSM, serie Eos- Jordaens. Tekening J.J. Karskens, 4 april 1962, collectie Marius Broos.
 
 
Locomotief HIJSM 89 'Nestor' (later NS 1010), buiten dienst bij NS in 1934, was één van de machines die op 11 februari 1943 in de vroegere loods van de HIJSM te Roosendaal schade opliep. De beschadigde locomotief werd samen met ander rollend materieel tijdelijk opgeslagen in de locomotievenloods te Almelo. Foto J.A. Bonthuis, 19-01-1947.
 
 
Locomotief HIJSM 89 'Nestor' (later NS 1010) werd in 1964 in de 'hoge' loods van de Wagenwerkplaats Roosendaal hersteld van oorlogsschade en teruggebracht in oorspronkelijke toestand.
 
 
Locomotief HIJSM 89 'Nestor' (later NS 1010) werd in 1964 in de 'hoge' loods van de Wagenwerkplaats Roosendaal hersteld van oorlogsschade en teruggebracht in oorspronkelijke toestand. Na herstel en restauratie in oorspronkelijke toestand kwam de machine op 24 november 1964 in het NSM. Foto L.J.P. Albers, 15 mei 1964.
 
 
De stoomlocomotief HSM 89 'Nestor' (later NS 1010) staat op het emplacement van het Nederlands Spoorwegmuseum te Utrecht (Maliebaanstation). Op de achtergrond staat locomotief SS 13. Foto J.A. Bonthuis, 24 november 1964.
 
 
Uit de aanval op de loods van de vroegere HIJSM in Roosendaal ontsnapte van de NTM eigenliik alleen goederenwagen NTM Dk2 in een redelijke toestand. De wagen was tenminste geschikt om de schamele restanten van de goederenwagen NTM G 1 te dragen en daarmee te worden opgeborgen op een kopspoortje te Arnhem. Foto J.A. Bonthuis, 31 mei 1955.
 
 
Dertien jaar later staan de goederenwagens NTM G 1 (rechts), NTM Dk 2, koppelwagen NTM K 9 en veewagen SS 3517 buiten op het terrein van het Nederlands Spoorwegmuseum in Utrecht. Foto J.C. de Jongh, 12 maart 1968.
 
 
Pas veel later krijgt het eenassige wagentje NTM G1 onderdak in het museum. Foto NSM.